Chloë Geirnaert verrichtte drie maanden vrijwilligerswerk in Bolivia. Ze kon hiervoor als inwoner van onze gemeente beroep doen op een projectsubsidie die via de Gemeentelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking (GROS) toegekend werd. Nu Chloë terug in Melle is en het op 21 maart Wereld Downsyndroom Dag is, peilen we naar haar ervaringen in het Zuid-Amerikaanse ontwikkelingsland waar ze zich als begeleider met een groot hart ontfermde over een groep volwassenen met het syndroom van Down in Fusindo, een aangepast verblijf in de hoofdstad Santa Cruz.
Wat motiveerde je om te kiezen voor vrijwilligerswerk in Bolivia?
Het was niet de eerste keer dat ik vrijwilligerswerk deed in het buitenland. Vorig jaar belandde ik in Ecuador. Daar hielp ik voornamelijk kansarme gezinnen en straatkinderen. Ik kwam er tot de ontdekking dat ik het fantastisch vind om nieuwe culturen te ontdekken met alle gewoontes, waarden en normen die erbij horen. Het ontdekken van vreemde culturen is voor mij ook een soort van wederzijds leerproces. Ik leer van hen en zij leren van mij. Daarbij vind ik het van belang dat ik me niet superieur opstel maar een open blik behoud. Op die manier kan ik niet alleen professioneel maar ook op persoonlijk vlak blijven groeien. Ik studeer orthopedagogie en leer om kwetsbare mensen te ondersteunen met het oog op hun re-integratie in de samenleving. Dit hoofdstuk van mijn leven sloot hier dan ook mooi bij aan. Komt daarbij dat ik ook graag het onbekende induik. Volgens mij leer je zo veel meer dan wanneer je in je comfortzone blijft zitten. Dit is ook de reden waarom ik koos voor een land dat ik totaal niet kende en zo belandde ik in Bolivia.
Waarom heb je specifiek gekozen om te werken met mensen met een verstandelijke beperking?
Voor het antwoord op die vraag moet ik je eerst even meenemen naar de zomer van 2015-2016. Mijn actieve zoektocht naar een vakantiejob in Gent liep toen niet van een leien dakje. Toevallig kwam ik dan toch nog iemand tegen die net te horen kreeg dat zijn jobstudent had afgebeld. Ik werd uitgenodigd en bij aankomst merkte ik dat ik zou werken met mensen met voornamelijk een verstandelijke beperking. Dat was best spannend want ik had nog nooit iemand met een beperking gezien, laat staan ermee gepraat. Ik stelde me dan ook de vraag of ik dit wel zou kunnen. Ik was toen vijftien en twijfelde maar ik wou echt geen zomer thuiszitten en gaf het een kans. Later deed ik dan meer ervaring op bij andere organisaties en met andere doelgroepen. Maar nooit eerder had ik gewerkt met mensen met het syndroom van Down en toch ging ik de uitdaging aan omdat ik graag voor een nieuwe uitdaging kies.
Welke waren de grootste uitdagingen waarmee je geconfronteerd werd?
Toen ik nog in Ecuador aan de slag was, vond ik communiceren zeer moeilijk. Ik kende geen woord Spaans en een andere taal werd er niet gepraat. Daar leerde ik dat communicatie werkelijk in alles zit. Soms hoef je niet per se dezelfde taal te spreken en om elkaar toch te begrijpen. Het is zon beetje als met kinderen op vakantie gaan in een land waarvan ze de taal niet spreken. Zo lig je bijvoorbeeld op een strand in Turkije en zie je plots jouw zoontje spelen met een meisje van een Turks gezin. Jouw zoon spreekt geen Turks en het meisje spreekt geen Vlaams… en toch lachen ze en spelen ze tikkertje. Op de een of andere manier begrijpen ze elkaar omdat communicatie zich niet alleen tot taal laat herleiden. Toen ik voor dit werk naar Bolivia vertrok, sprak ik na mijn verblijf in Ecuador al een aardig mondje Spaans. De kennis van de taal was deze keer dus niet mijn grootste uitdaging, wel het feit dat ik helemaal alleen naar een voor mij onbekende bestemming trok zonder vrienden en zonder dat iemand mijn taal sprak. Ik was er ook de enige vrijwilliger en was dus een beetje op mezelf aangewezen. Wat ik ook best lastig vond was de constante beveiliging. Ik ben iemand die een vrije geest heeft en graag haar vleugels uitslaat maar op de plek waar ik woonde en werkte was er 24 uur per dag beveiliging. Ik kon de plek niet zomaar verlaten en dat was voor mij toch wel een uitdaging.
Hoe moeilijk was het eigenlijk om dagelijks te werken met mensen die niet kunnen lezen, schrijven of praten? En hoe kon je hen een stem geven?
Het is zeker niet evident, maar je gaat steeds op zoek naar creatieve alternatieven. Zo kan je door het organiseren van een creatief atelier veel uit hen halen. Het kleurenpallet, de chaotische of rechte lijnen, de hoeveelheid bladeren… alles krijgt een betekenis. Echter moet je hierbij wel in het achterhoofd houden dat jouw interpretatie niet meteen hun waarheid is. Je moet dus proberen om alles zo objectief mogelijk te benaderen en te bekijken. Dat is zeker niet te onderschatten. Toch bleef ik gewoon met woorden communiceren. Het is niet omdat ze niet of moeilijk kunnen praten, dat ze je niet begrijpen. Je merkt dan aan kleine non-verbale zaken of je interpretatie klopt of niet. Verder maakte ik ook gebruik van SMOG-gebaren. Dit is niet hetzelfde als gebarentaal. Bij gebarentaal zijn de gebaren op zich de communicatie en gebruik je geen woorden. Bij SMOG-gebaren is de verbale en non-verbale communicatie samenhangend. Je gebruikt dus gebaren terwijl je praat. Op die wijze hadden ze twee soorten manieren om mijn boodschap te verwerken.
Wat was het meest lonende aan werken met hen? Waar haalde je de meeste voldoening uit?
Ik heb samen met hen een sensomotorische muur gemaakt om zo het alfabet aan te leren. Elke letter van het alfabet werd versierd met een substantie of een materiaal die refereerde aan de eerste letter van een woord. Zo had ik bijvoorbeeld de letter b met knopen versierd omdat het Spaanse woord voor knoop, botón met een b begint. In het begin was het zeer moeilijk om hen de associatie aan te leren, laat staan de herkenning. Naar het einde van mijn verblijf merkte ik dat sommigen toch de associatie van één letter konden maken. Het zijn kleine stappen, kleine overwinningen, maar eigenlijk zijn die enorm groot. Oog hebben voor de kleine zaken en die ook effectief herkennen en appreciëren is het belangrijkste. Iets wat voor ons futiel lijkt, is voor hen een gigantische stap. Ook de liefde die je van hen krijgt, geeft je een warm gevoel vanbinnen. Elke ochtend werd ik er met open armen en vele knuffels ontvangen. Als je dichtbij jezelf blijft en de connectie probeert te onderhouden met zowel collegas als cliënten, merk je dat je er veel voor terugkrijgt.
Heeft dit werk jouw kijk op het leven al veranderd? En hoe?
Ik ben een echte stresskip en kan niet goed stilzitten maar dat is iets wat ik toch een beetje heb moeten leren in Bolivia. De Zuid-Amerikaanse cultuur staat erom bekend alles rustig aan te doen. Tijd is er relatief. Als je even te laat komt, is dat zeker geen probleem. En dat is hier bij ons toch wel even anders waar op tijd komen wél belangrijk is.
Welke ervaring is je het meest bijgebleven?
Als je als opvoeder en begeleider al jarenlang in dezelfde organisatie werkt, kan het zijn dat je bepaalde zaken over het hoofd ziet of op automatische piloot handelt. Dat is een grote valkuil binnen ons werkveld. Ook in Bolivia heb ik dit gemerkt. Op een dag was een cliënt zijn drinkfles kwijt. Ik stelde een aantal vragen waarop ik de opmerking van een collega kreeg dat het toch niet de moeite loonde omdat hij niet kon praten. Toch bleef ik verder zoeken en hem vragen stellen, waarop hij plots uit het niets mio (= de mijne) zei. Ik keek hem aan, hij wees naar zijn drinkfles en herhaalde wat hij zei. Dat was voor mij het beste bewijs dat je nooit de hoop mag opgeven en je altijd moet blijven geloven in het groeipotentieel van de mensen met wie je werkt.
Welk advies heb je voor leeftijdsgenoten uit Melle die ook graag vrijwilligerswerk willen doen in het buitenland?
Laat je door niks tegenhouden! Stel je nieuwsgierig, open en vooral creatief op. Alles kan zeer eng zijn of lijken, maar go with the flow en laat alles gewoon op je afkomen. Wat voor jou bestemd is, zal je wel vinden.
Zien we je ooit nog definitief terug in Melle of blijf je kiezen voor projecten in het buitenland?
Ik ga nu een jaar hier blijven en eerst mijn studies afmaken. Eenmaal dat erop zit, zal het waarschijnlijk niet lang duren voor ik weer op avontuur vertrek om me ergens in de wereld sociaal te engageren.
Vraag je projectsubsidie aan
De GROS verdeelt voor het gemeentebestuur de middelen voor ontwikkelingssamenwerking. Eénmaal per jaar kunnen projecten ingediend worden om een subsidie te krijgen. De deadline voor het indienen van een project is 14 mei 2024.
Voor wie?
Er zijn twee categorieën voor subsidieerbare initiatieven: educatieve initiatieven voor de bevolking van Melle en steun aan initiatieven in de armste landen. De indiener moet inwoner zijn van Melle. Verenigingen en organisaties uit Melle komen ook in aanmerking.
Alle info over de projectsubsidie ontwikkelingssamenwerking en het reglement kan je hier lezen.